Soms, vanuit de rust van het revalidatiecentrum, moest ik een bezoek brengen aan UZ Gasthuisberg, waar het altijd heel druk was. Ik ging met de interne busdienst, en eens aangekomen in het grote ziekenhuis werd ik ondergedompeld in de drukte van het dagelijkse leven. Daar voelde ik mij voor het eerst echt een gehandicapte.
UZ Pellenberg, april 2017
Vandaag ga ik met de pendelbus naar het grote ziekenhuis. Alweer een onderzoek.
‘meneer Williamson?’ roept de dame.
Ik heb haar niet kunnen zien, maar ik ga voorzichtig in de richting van haar stem.
‘U mag in wachtzaal A en B wachten’ zegt ze.
A én B.
Ik kan mij moeilijk inbeelden hoe ik in twee wachtzalen tegelijk moet wachten, maar ik verkies om dit niet hardop te zeggen
‘U gaat juist die hoek om en daar mag u halverwege die gang blijven wachten.’
Ze maakt een beweging met haar hand, maar het is te snel en ik kan het niet volgen.
‘OK, dank u wel’ zeg ik, en ik ga naar het einde van de zaal waar ik nu een groot bord zie met in oranje letters: ‘Wachtzaal A en B’ samen met een pijl naar rechts.
Dat verklaart veel.
Ik kijk voorzichtig de hoek om, en even moet ik blijven stilstaan. Wachtzaal A én B blijkt één lange gang te zijn. Zowel rechts als links zitten er mensen. Hoeveel mensen is moeilijk in te schatten, alsook de lengte van de gang. Tussen de mensen die links en rechts zitten is er net genoeg plaats om te passeren om een lege stoel te gaan zoeken. Dat zou ik een dikke maand geleden hebben gezegd, tenminste. Nu ben ik niet meer zo zeker.
Ik ga heel voorzichtig tussen de mensen door, en ik voel hoe ze mijn onzekerheid zien maar niet begrijpen. Ik ben bezig visueel te scannen, rechts en vooral links, en ik word nu bewust van hoe extreem ver mijn hoofd van links naar rechts beweegt. Ik vraag mij af hoe dat overkomt.
Als er links of rechts een voet iets verder uitsteekt lijkt het wel een grote hindernis.
Ik ben al een paar meter ver in de wachtzaal wanneer ik er aan denk dat ik nog een lege stoel moet zien te bemachtigen, maar omdat er zoveel mensen dicht bij elkaar zitten is alles warrig en ik zie niet goed of er een plaats vrij is. Even denk ik eentje te hebben gevonden, maar, als ik wat dichterbij kom, zie ik dat iemand een broek draagt met dezelfde groene kleur als de stoelen. Ik blijf verder zoeken.
In de helft van de gang zie ik een leegte aan de linkerkant, wat van dichterbij drie lege stoelen naast elkaar blijkt te zijn. Ik mik op de rechtste stoel – waarom nu de rechtste? – en ik voel achter mij met mijn rechterhand naar de zitting.
‘Dat had slechter kunnen aflopen’ denk ik, terwijl ik mijn achterwerk richting stoel laat zakken. Of, om precies te zijn en tot mijn groot ongenoegen, richting onopgemerkte armleuning!
Be First to Comment